Mi nyan, mi bere span, ala dei

PERSOONLIJK VERHAAL - Lorraine is haar bed nog niet uitgestapt en het eerste wat ze zichzelf afvraagt is: Waar heb ik trek in? Wat wordt mijn ontbijt? En wat ga ik avondeten? Haar eerste woordje was aardbei. En ze staat nu regelmatig in de keuken. Eten tovert een glimlach op haar gezicht.

Een boterham is niet mijn favoriet, dus ik zoek altijd een andere weg, een boropasie. Een ovenbroodje lust ik wel. Of ga ik rijst zetten en een witte nasi draaien? Mi no sabi ete. 

Gebaad, fris en fruiting sta ik in mijn voorraadkast, die uitpuilt met blikken, potten, pakken, flessen, zakken, noem maar op. Met deze voorraad kan ik een oorlog overleven. Een kast waarin ik me thuis voel. Want er zit altijd iets in wat ik lust. Ooh, ook even gluren wat ik in mijn koelkast heb liggen. Paksoi, bosuitjes, gropesi, ei, oestersaus, sesamolie en komkommer op zuur. Ik heb een idee! Vanavond eten we tjauw-min. Enthousiast loop ik terug naar de voorraadkast om te kijken of ik nog mie heb. Yes. Mi breiti yere!

Enfin…Waar was ik? Ooh ja, even terug naar de koelkast voor mijn ontbijt. Hmmm, ik zit nu al te watertanden van mijn spange tjauw-min die ik vanavond maak. Ik ben er klaar voor. Ik zie mezelf al gaan. Kaskawina formatie Lorraine slaat een beat op het aanrecht. Ik maak mijn eigen pokoe. Vanmiddag even een paar bossen kowsbanti halen. Snij ik ze meteen allemaal tegelijk. En dan doe ik ze in zakjes in de viezer. Lekker handig.

Ik dwaal weer af….Nu dan echt terug naar mijn ontbijt. Ik ga voor een ovenbroodje met een kliekje bruine bonen dat ik in de koelkast zag staan. Even opwarmen, komkommer en madame Jeanette erbij. Klaar!

Van kleins af aan, mi lob nyan. Mijn eerste woordje was 'aardbei' en mijn tweede was 'eten'. Ik ben die persoon die over een uitnodiging voor een drankje twijfelt. En dan ‘kan’ ik waarschijnlijk niet. Maar als er eten is, denk ik ineens veel harder na of ik kan of niet. Eten maakt mijn yeye gelukkig. Helemaal wanneer ik in gezelschap ben. Dat bewuste moment van samen eten vind ik zo fijn. Ik word zo blij van alle smaken in mijn mond.  Voel me net mijn zoon in de Jamin die voor twee euro snoepjes mag uitkiezen. Zelfs als ik geen honger heb, eet ik. Heri dei, ala dei. Als er eten over is (en het is lekker), kan je er vanuit gaan dat je het in een Tupperware kan zetten voor mij! 

Thuis in de voorraadkast. Lorraine's eerste woordje was aardbei. 

Mijn vader haalde bijna nooit eten van de straat. Hij vond het troep. Daarom kookten we altijd thuis. Heel af en toe, als een nichtje of neefje jarig was gingen we naar de McDonald's. Wel had hij zijn vaste tentje, in Amsterdam West, waar we eens in de zoveel tijd, gado gado en tjauw-min haalde. Ook Kwaku was zijn ding. Hij kon geduldig in de gigantische rij staan bij die ene omu. Dan stonden mijn broer en ik daar, in de rij! En owee je even wegliep om te spelen. Mijn vader had niks te maken. Niemand keek om als we een draai om de oren kregen. Huilen had geen zin, want niemand had medelijden.

Ik haal wel eten van de straat. Ik kan niet alles klaarmaken, al doe ik wel mijn best. En af en toe mezelf trakteren is ook fijn. Mijn vader heeft ervoor gezorgd dat ik het koken in mijn vingers heb. En ik geef dit weer door aan mijn zoon. Mi boy moes sab foe bori! Moro belangrijk! Gelukkig vindt mijn zoon ook dat ik lekker kan koken. Ook de gezonde gerechten vindt hij lekker. Hij houdt ook van eten. De appel valt dus niet zo ver van de boom, zeg maar. Mi nyan, mi bere span, ala dei. 

Lorraine Vasilda (Amsterdam, ’87) houdt van eten. Lekker eten! Ook houdt ze van schrijven, zingen, kickboksen en koken. Ze woont met haar zoontje in Lelystad. Ze is allround kapster van European en blackhair. In de volgende Gesontu Sranang editie deelt ze een nieuwe tori. Mis het niet!

 

 

 

 

 

Deel dit artikel